Naar een ‘ Contrat Culturel ’ voor Maastricht
Leo zum Vörde sive Vörding
1
Ik zie (als ik ogen sluit) cultuur als de autobiografie van de mensheid.
Cultuur poogt zin, troost en kracht te putten uit de ogenschijnlijke chaos die geschiedenis heet.
Patronen ontdekken. Duiden. Groeien. Twijfelen. Van andere kanten bekijken. Mislukken. Bezweren met schoonheid. En daar verslag van doen in theater, literatuur, beeldende kunsten, architectuur, muziek…
Het zoekend vorm geven van hoe we onszelf tussen de dingen zien: cultuur stelt de vraag hoe we ons collectieve zelfbeeld steeds weer herzien en welke competenties dat vergt.
2
Deze specifieke competenties, die cultuur teweeg weet te brengen, leveren de notie van cultuur als publieke zaak.
Theater, dans, literatuur, film, het kan ons hoogst persoonlijk raken of ons doen lachen. Het brengt ons schoonheid of ontspanning. Dat is echter lang niet het hele verhaal over wat cultuur met de mensen ‘doet’. Cultuur brengt ons inzicht en kan ons op andere gedachten brengen. De hele geschiedenis van de literatuur, om maar wat te noemen, bestaat uit verhalen die onze vermogens scherpen: kritisch vermogen, vormbesef, interpretatievermogen, onderscheidingsvermogen, propositiekracht, articuleren, besef van context. Dit zijn competenties die door het culturele complex worden geactiveerd. Dit zijn precies ook ‘skills’ die in de postindustriële 21e eeuw van groot belang zijn. Dit is waarom cultuur van grote maatschappelijk importantie is. Hierin ligt een parallel met het maatschappelijk belang van een goed functionerende vrije pers en is de reden waarom beide opgevat kunnen worden als poortwachter van de democratie.
3
Culturele dynamieken spelen zich af binnen een relevante omgeving, waar cultuur zich concreet vermengt met andere domeinen van het dagelijks leven.
De praktijk leert dat steden en stedelijke netwerken hiertoe hèt podium zijn. In de stad interfereren en overlappen dynamieken van cultuurconsumenten, cultuurproducenten, sociale stratificaties, verschillende wereldbeschouwingen, economie, onderwijs, arbeidsmarkt, ruimtelijke inrichting en wat al niet in directe concrete samenhang met elkaar. Binnen het coördinatenstelsel van stedelijke dynamieken is de relatie tussen culturele reflectie en culturele actie concreet, staat in context van een sociale werkelijkheid. Daar is sprake van concentratie en diversiteit van publieksgroepen; daar is sprake van een zekere culturele massa, met de mogelijkheid tot afgestemde culturele strategieën; dat is waar een nieuw repertoire van culturele interventies voor nieuwe culturele behoeften ontwikkeld kan worden; daar kan cultuur zich inhoudelijk laten voeden en verbinden met de menselijke ervaring; dat is waar de rol van luis in pels, van gesel over misstand of van esthetisch pleidooi de horizon van de dagelijkse ervaring kan oprekken en ruimte geven; daar ligt het draagvlak voor cultuur.
Dit concept is niet naar believen over Nederland te spreiden uit hoofde van een logistieke verdelende rechtvaardigheid. Van oudsher kennen we een bepaald aantal steden en stedelijke netwerken waar sprake is van een zodanige ‘massa’ dat cultuur en maatschappelijke praktijk elkaar wederzijds kunnen beïnvloeden. Dat schept verplichtingen en een hoge graad van verantwoordelijkheid. Tot nu toe betrof het een negental culturele centrumsteden, de zogenoemde culturele brandpunten als Maastricht, met het hun verbonden stedelijk netwerk. Het verdient aanbeveling om de kracht van het concept van landelijke ‘culturele Pieken in de Delta’ niet te ondergraven door een steeds vaker te vernemen pleidooi voor ‘verdelende rechtvaardigheid’ over het hele land. Het is specifiek in de grote stedelijke omgevingen waar culturele innovatie gerealiseerd en getoetst kan worden. Op voorwaarde uiteraard dat die pieken die verantwoordelijkheid op zich nemen.
4
Maastricht is een stad waar tegenstellingen voor het oprapen liggen.
Oud tegenover jong, lokaal tegenover internationaal, kunsten tegenover wetenschap, traditie tegenover vernieuwing, Sjeng tegenover Hollander, de periferie tegenover de Randstad, amateur tegenover professioneel. Enerzijds: de historische binnenstad, de volkscultuur, traditie, erfgoed, natuur, contemplatie. Anderzijds: de internationale instellingen en buitenlandse studenten, de kunsten, moderne architectuur, een jonge generatie creatievelingen, experiment en onderzoek.
Een stad waar deze klassieke tegenstellingen niet als probleem moeten worden gedefinieerd, maar kunnen worden opgevat als dynamische en energie-gevende kwaliteiten. Als motor voor ontwikkeling. Als polen die de diversiteit juist onderstrepen en erkennen en die deze historische stad tot een hedendaags en weerbaar fenomeen maken.
5
De culturele dynamiek in Maastricht is veel méér dan het samenstel van grote instituties of één bepaalde mentale attitude.
Het is een volstrekt eigen samenstel van de diverse, soms oppositionele culturele krachten die in de stad werkzaam zijn. Van grote instellingen tot footloose individuele kunstenaars; van mainstream tot niche; van doordachte productie tot constant zoekende marge-initiatieven; van presentatie van de Culturele Canon tot ondefinieerbare creatieve hubs; van conventionele programmering tot activistische provocatie; van gelouterde generatie tot jonge honden; van verbindingen naar religie tot associatie met de wetenschap; van solidariteit met maatschappelijke vraagstukken tot bijdragen aan economische vooruitgang; van artistieke innovatie en internationale blik.
Dit is uniek.
Het is hier allemaal.
6
Het cultureel weefsel in Maastricht is een bewegend mozaïek dat in zijn afzonderlijke onderdelen wel wordt waargenomen maar zelden als geheel wordt herkend.
Dat geheel zie je pas als je beseft dat tussen al deze ‘culturen’ een wisselwerking bestaat; als je ziet en wil zien dat elke schakel onderdeel uitmaakt van de culturele openbaarheid, de culturele geest van de stad; als je ziet en wil zien dat die vorm van openbaarheid wezenlijke waarden aan de samenleving toevoegt; als je ziet en wil zien dat die vorm van openbaarheid de mentale, sociale en economische vitaliteit meebepaalt; als je ziet en wil zien dat hier, naast het goede, het ware en het schone, ook onmisbare competenties voor de toekomst worden ontwikkeld.
Het is de kwaliteit van de culturele openbaarheid die bepaalt of een stad zich als culturele centrumstad kan afficheren; niet de institutionele rijkdom.
7
Kenmerk van een cultureel vitale stad is een cultureel productieklimaat; een scheppende stad.
Het maakt de stad van receptieve toeschouwer tot gearticuleerde actor.
Slecht enkele steden hebben zo’n culturele positie. Een belangrijk deel van het culturele kapitaal van Maastricht is van institutionele aard, namelijk het brede veld van de professionele kunsten, inclusief het bijna volledige kunstvakonderwijs. Dit cultureel kapitaal heeft niet de stad maar het rijk als broodheer. Dit cultureel kapitaal in de stad is vogelvrij omdat het rijk vrij is andere keuzes te maken, bijvoorbeeld ten gunste van andere steden. De stad bezit hier nauwelijks een eigen sturingsmacht. Het bijproduct van dit culturele ‘leenstelsel’ is de afwezigheid van het cultuurpolitiek debat in de stad. Het discours word altijd elders en door anderen gevoerd, bij ministerie, Raad voor Cultuur en landelijke cultuurfondsen. Het gevolg hiervan is, dat noties omtrent cultuurproductie in hoge mate worden bepaald door centraal gedefinieerd cultural engineering van achter landelijke tekentafels, zoals ‘functiedefinities’ voor orkesten en theatergezelschappen, logistieke voorschriften ter zake landelijk bereik, generieke smaakvoorschriften, remmende regelgevingen van allerlei aard. Concepten als ‘context’ en ‘relevante omgeving’ bestonden tot voor kort niet.
8
Dit lijkt nu fundamenteel te gaan veranderen.
De aandacht is inmiddels ook bij het rijk verlegd naar de belangrijke relatie tussen cultuur en stedelijkheid, tussen cultuur en context. Naar de plek dus waar een culturele openbaarheid daadwerkelijk wordt gerealiseerd. Waar cultuur zich productief kan verhouden tot een diversiteit aan maatschappelijke opgaven en nieuwe publieksgroepen. Deze inhoudelijke decentralisatie van de sturingsmacht biedt Maastricht en omliggend stedelijk netwerk nu het perspectief op een meer eigen culturele positie. Men noemt dat de stedelijke cultuurregio’s.
Maastricht was een van de eerste steden die een lans brak voor dit perspectief. Want culturele praktijken houden geen halt bij een stadsgrens. De relevante omgeving voor een samenhang van dergelijke praktijken is hier de as Maastricht-Sittard-Heerlen. Deze as is een perfecte biotoop voor culturele praktijken, qua massa, qua elkaar aanvullende sterkten, qua diversiteit en verschillen, én qua samenhang. Verschillende spelers binnen het culturele veld in dit stedelijk netwerk hebben dat al langer begrepen en opereren met nieuwe noties omtrent de samenhang tussen nieuwe publieksgroepen en artistieke innovatie.
Het is precies deze samenhang die binnen een zelfbewuste cultuurstad voorwerp zou moeten zijn van brede en voortdurende exploratie. Maastricht staat nu voor de opgave zich als werkelijke culturele centrumstad, als actor, te duiden.
De stedelijke cultuurregio’s zijn vanaf nu als eerste aan zet om een culturele wil te formuleren; pas daarna volgt de rijksoverheid om die wil te ondersteunen. Maastricht als stad, niet als ‘de gemeente’, moet in dit proces de trekker willen zijn. En dat vergt onmiskenbaar meer dan beleidsnota’s. Het vergt een heldere en geleefde ‘culturele wil’ van de stad. En dus een cultuurpolitiek debat in de stad.
9
Waar tot nu toe volstaan kon worden met obligate gemeentelijke cultuurvisies, vaak opgesteld nadat eerst het rijk zijn uitgangspunten had bepaald, wordt nu een veel meer gearticuleerd proces van lokaal eigenaarschap gevraagd. De stad als geheel is nu aan zet.
Visies gaan over het algemeen over uitgangspunten en doelen en effecten. Maar daaraan vooraf wordt nu nadrukkelijk eerst gevraagd naar de cultuurpolitieke wil en het culturele waardestelsel van de stad, een duiding van wat voor culturele centrumstad Maastricht wil zijn.
Het antwoord op deze actuele culturele stedelijke opdracht vangt men niet in papieren bekentenissen vanuit een gemeentelijke overheid alleen, maar wordt gevormd binnen een durend publiek en politiek discours binnen de stad. Een discours dat we nu niet voeren omdat de stad er niet echt op bevraagd werd. Willen we de specifieke culturele openbaarheid van de stad in stand houden, en als centrumstad het voortouw kunnen nemen voor een vitale stedelijke cultuurregio, dan is zo’n breed discours binnen de stad onontbeerlijk.
10
Een opmerkelijk begin is al gemaakt.
Op initiatief van Maastricht werd met Heerlen en Sittard-Geleen, gevolgd door deelname van de provincie, zo’n twee jaar geleden de Stedelijke Cultuurregio Zuid Nederland opgericht. Het brede culturele veld uit de drie steden is hier intensief bij betrokken. Een historisch feit. Voor het eerst is er iets als een werkelijk gezamenlijk cultureel front op de as Maastricht-Heerlen ontstaan. Maar het is vooral zaak dat Maastricht van deze stedelijke opgave voor cultuur ook een culturele opgave van de stad weet te maken. Maastricht is de culturele drager binnen dit stedelijk netwerk. Het past bij deze positie om een hedendaags cultureel eigenaarschap op te ontwikkelen.
Dat kan door de culturele positie van Maastricht, met een knipoog naar J. J. Rousseau, te ondersteunen vanuit een te installeren Maastrichts ‘Contrat Culturel’: een groeiend richtinggevend cultureel engagement van cultureel veld, politiek, maatschappelijke sectoren, economie, wetenschap en andere actoren in de stad. Een publiek platform voor reflectie, kritiek, propositie en oordeelsvorming. Landelijk wordt een dergelijke functie in zeker opzicht vervuld door de Raad voor Cultuur. Op grond van zijn kritische analyses en beleidsadviezen kan in het Parlement het cultuurpolitieke debat worden gevoerd. Maastricht ontbreekt het aan een dergelijke culturele ‘counterveiling power’, domweg omdat het rijk en Raad voor Cultuur de sturingsmacht uitoefenden op een groot deel van de cultuur in de stad. Met het installeren van een Contrat Culturel eigent de stad zich een podium toe waar de complete culturele positie van de stad regelmatig voorwerp van gesprek, richting en interesse wordt gemaakt. Maastricht verwerft zich daarmee een instrument om de culturele wil te duiden, zonder welke alle ambitie van een stedelijke cultuurregio ondenkbaar is. Op deze manier toont Maastricht daadwerkelijk de drager te zijn van een stedelijk cultuurregio.
11
Het gaat bij een Cultureel Contract niet primair om een document of protocol, een handtekening en weer wegwezen.
Het gaat ook niet om een lokale raad voor cultuur. Het gaat om een proces. Een proces waarbij een platform en een idioom ontwikkeld wordt om over cultuur en de stad te spreken. Een proces waarbij de cultuur in de stad van vanzelfsprekend draagvlak wordt voorzien. Een proces waarbij nog onbevroede culturele allianties binnen de stad worden gesmeed. Dit proces kan zonder veel moeite gedragen worden door een organisatie van reeds bestaande spelers (cultuur, bedrijfsleven, wetenschap, maatschappelijk veld) in de stad die garant staat voor de nodige interventies. Om te beginnen zou deze organisatie een jaarlijkse culturele ‘State of the Union’ van Maastricht kunnen veroorzaken. Daarnaast kan op vele manieren (bij verkiezingen, festivals, nieuwe stedelijke vraagstukken, grote beleidsbeslissingen, ongevraagd) het cultuurpolitiek debat vorm worden gegeven. Dat kan aan de hand van het nader duiden of bevragen van de culturele strategieën die elke actor, bewust of onbewust, er op na houdt. Overheid, culturele veld, publiek, onderwijs, bedrijfsleven, wetenschap, cultuurconsumenten: allen houden er culturele strategieën op na.
Binnen Maastricht valt daarbij te denken aan een gesprek over opleidingsstrategie, oftewel hoe regelen we culturele toekomst en -kwaliteit; productiestrategie, oftewel hebben we zicht op onze culturele markt en zicht op potentiele eigen bronnen voor artistieke productie; presentatiestrategie, ofwel hoe orkestreren we een breed gedragen cultureel aanbod met een handschrift en met gevolgen; publiekstrategie, ofwel meer erkenning van culturele niet-gebruikers en een herijking van bestaande publieksgroepen; relatiestrategie, ofwel hoe zit de relatie tussen cultuur andere stedelijke spelers in elkaar. Om maar wat te noemen.
Aan politiek en bestuur kan dit proces de broodnodige voeding leveren tot het formuleren van een bestuurlijke culturele wil, van een culturele ambitie. Dit proces kan maatschappelijke en artistieke focus brengen binnen het noodzakelijk te voeren cultuurpolitieke debat.
Aan het culturele veld kan dit proces een gezamenlijk idioom leveren voor het nu ontbrekende gezamenlijke inhoudelijke gesprek. Ontbrekend, omdat de overheid de sector vooral als een hoeveelheid individuele instellingen zag, niet als wisselwerkende collectiviteit met slagkracht binnen een relevante omgeving. Op culturele strategieën kan men elkaar bevragen, leren van elkaar, afstemmen, naar meer relevantie (of bewuste provocatie) streven. Dit alles zonder ook maar een greintje van de intrinsieke waarde van kunst en cultuur aan te tasten. Sterker: het zou kunnen leiden tot artistieke innovatie en excellentie.
Aan maatschappelijke sectoren kan dit proces helpen zich als cultureel opdrachtgever te definiëren. Voor cultuurconsumenten en de culturele niet-consumenten kan dit proces er toe leiden dat zij niet als consument worden herkend maar ook als al lang zélf cultuurproducent. En dat daarmee de culturele productiemiddelen wellicht herschikt zouden moeten worden.
Voor de publieke sfeer kan dit proces helpen vitale noties te ontwikkelen omtrent de culturele potentie van de stedelijke ruimte, van Landbouw- en andere belangen en omtrent de stad als sociale ladder.
Een Cultureel Contract hoort in Maastricht, omdat de stad als geheel nu aan zet is, niet alleen de cultuursector of het gemeentebestuur. Een Cultureel Contract hoort in Maastricht, omdat de stad landelijk culturele centrumstad moet blijven en regionaal de trekker van een sterke stedelijke cultuurregio. Een Cultureel Contract hoort in Maastricht, opdat de stad zich niet blind staart op culturele instellingen maar de blik richt op culturele dynamieken.
12
Je kan je daarbij afvragen of dat alles bij elkaar genoeg redenen zijn voor een Cultureel Contract.
Daarom nog:
Kunst en cultuur bewegen zich op de markt van betekenisproductie, betekenissen waarmee we ons (samen-) leven zin geven. Grote spelers op deze markt zijn bijvoorbeeld de industriële vermaakindustrie en de sociale media. Kenmerk van betekenisproductie is dat het gepaard gaat met culturele identiteitsvorming. Het biedt materiaal aan de hand waarvan men zich kan definiëren en identificeren in relatie tot de ander. En precies op dit punt staat de culturele sector structureel op afstand in vergelijking tot zowel de industriële commerciële vermaakindustrie als de kracht van de sociale media. Want het geraffineerd demand-management van de een weet de ziel van grote publieksgroepen vast in hand te houden met een aanbod dat maar beperkt interesse kent voor de lastige ‘diepgang’ van culturele betekenissen en betekenisvolle ervaringen. Integendeel: betekenisvolle ervaringen lijken überhaupt niet meer aan de orde. Het gaat de veeleer om het heftig hoppen over strak georkestreerd belevenissen en sensaties. Bevrediging prevaleert boven reflectie in deze industrie; bevestiging prevaleert boven bevraging; vergetelheid prevaleert boven zingeving; troost prevaleert boven lef. En de ziel van veel jonge adolescenten is allang en met verve in bezit genomen door meer spannende, meer opwindende, meer interactieve digitale mogelijkheden tot productie van het eigen ik.
En waar jonge generaties hun heil in het digitale elders zoeken, blijven andere (volks-) groepen buiten bereik van de cultuur omdat zij zich niet herkennen in dat aanbod en zich identificeren met persoonlijke en sociale betekenissen die buiten het zicht van ‘de’ cultuur welig tieren. En dat alles komt in een stad face to face bij elkaar en heeft met elkaar van doen en er is sprake van intensieve sociale interactie. Daarom is de stad het beste podium voor een sterke positionering van de cultuur in de samenleving.
Overigens: verschillende grote landelijke festivals zijn inmiddels overgegaan op het programmeren van verassende sidekicks met politici, professoren en andere ‘denkers’ die zonder podiumschroom betekeniscontexten en zingeving aan een belevenis toevoegen, waarmee het toch duidelijk gaat lijken op iets als een ervaring, met groot succes. Dit als voorbeeld. Het repertoire aan gekende culturele interventies kan en moet inderdaad fundamenteel herzien worden in het licht van het te grote reservoir aan culturele niet-gebruikers, in het licht van de teloorgang van een eenduidige culturele canon, in het licht van industrieel vermaaks-marketing geweld, in het licht van een parallelle digitale betekenissenwereld, in het licht van cultuurconsumenten die onbemerkt al lang hun eigen cultuurproducenten blijken. Het parool is niet voltooide culturele producten aanbieden maar contextgerichte culturele processen ensceneren; geen culturele catalogus aanbieden maar culturele autonomie bevorderen. En dat laat zich het best in de brede context van een stedelijke omgeving realiseren.
Dit is geen opgave voor de culturele sector alleen. En zeker geen opgave voor de overheid alleen.
Dit kan alleen als we die wending als stad vormgeven. Met een organisatie van bestaande krachten. Daartoe zijn publiek vertrouwen in culturele betekenissen en bewustzijn ten aanzien van de eigen context belangrijke voorwaarden. In Maastricht gaat het Cultureel Contract over exact dàt vertrouwen en over exact dìe context.
Als we willen.
FIN
Leo zum Vörde sive Vörding
25 oktober 2018